Artikelen

Hulporganisaties moeten flink in de spiegel kijken, zegt deze directeur van een hulporganisatie

De hulpsector moet veranderen, zegt Betteke de Gaay Fortman, zelf directeur van de ontwikkelingsorganisatie Karuna Foundation Nederland. ‘Elke ontwikkelingsorganisatie zou zich regelmatig moeten afvragen of ze niet vooral nog bestaat uit eigenbelang.’

Dit artikel verscheen eerder in Vrij Nederland

Aan de zin en de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking wordt, vooral door partijen ter rechterzijde, vaak getwijfeld. Meestal reageert de sector defensief. Ze leggen uit hoe ingewikkeld de samenlevingen zijn waarin ze werkzaam zijn, dat er allerlei factoren meespelen, dat het om processen van lange adem gaat.

Maar zeer zelden klinkt er kritiek vanuit de sector zelf. Nu wel; van iemand die weet waarover ze praat omdat ze al twintig jaar directeur is van filantropische fondsen en in besturen van een aantal ontwikkelingsorganisaties zit. Sinds 2007 is Betteke de Gaay Fortman bovendien directeur van de Karuna Foundation, een organisatie die zich in Nepal inzet voor het voorkomen van handicaps bij kinderen en een beter leven voor kinderen die met een beperking leven.

‘Er zijn te veel dure tussenlagen voordat het geld bij de mensen voor wie het bedoeld is terecht komt.’

De organisatie is opgericht door een Nederlandse ondernemer die er jaarlijks bijna drie ton in steekt en begon met een pilot in twee dorpen. Inmiddels zijn dat vijftig dorpen (een heel district) en worden ongeveer duizend kinderen met een beperking en 120.000 moeders en jonge kinderen bereikt, voornamelijk via andere vermogensfondsen. De Gaay Fortman is de enige vaste kracht in Nederland.

De programma’s zijn simpel: de gemeenschappen mogen zelf bepalen wat ze willen en geven zelf aan waar behoefte aan is om de zorg voor kinderen met een beperking en de moeder-kind-zorg te verbeteren. Vanaf het begin betalen die gemeenschappen zelf minimaal vijftig procent van het benodigde budget. Gedurende een periode van maximaal twee jaar draagt Karuna bij. In de eerste twee jaar worden burgemeesters, ambtenaren en gezondheidswerkers getraind, daarna geven de dorpsbewoners zelf aan wat er aan kennisoverdracht nog nodig is om het geleerde te bestendigen.

EEN ANDERE AANPAK

Karuna won vanwege haar aanpak meerdere internationale prijzen. De programma’s werden meerdere malen onderzocht, bijvoorbeeld door het Koninklijk Instituut voor de Tropen, en steeds weer komen de kosteneffectiviteit, lokale inbedding en repliceerbaarheid naar voren. Sommige andere organisaties zouden volgens De Gaay Fortman wel eens beter mogen nadenken over hun aanpak.

Wat doen ze dan verkeerd?
‘Er zijn maar weinig ngo’s en filantropen die het echt aan de bevolking zelf over laten te bepalen wat ze nodig hebben en willen. Iedereen heeft het over eigenaarschap ter plaatse, dat wordt al geroepen sinds ontwikkelingssamenwerking in de jaren zestig begon. Maar weinigen doen het écht. Er zijn twee grote problemen: oplossingen worden vaak op basis van bureauwerk hier bedacht en er zijn te veel dure tussenlagen voordat het geld bij de mensen voor wie het bedoeld is terecht komt.’

‘Een ontwikkelingsorganisatie in Nederland krijgt bijvoorbeeld geld van een vermogensfonds voor een groot project in Oeganda. Die Nederlandse organisatie kijkt in de statistieken en rapportages over Oeganda en ziet dat er wat verbeterd kan worden in de toegang tot zorg en onderwijs. Vervolgens wordt het programma in Nederland ontwikkeld en mag een partner in Kampala meedenken. Die partner in Kampala ontvangt geld van de Nederlandse organisatie dus denkt allicht enigszins in diens straatje. Het resulteert in een programma dat grotendeels is gebaseerd op het denkwerk van de Nederlandse organisatie.’

Foto van boekenkast van Betteke de Gaay Fortman

‘Dan de lagen: het geld gaat allereerst van het vermogensfonds in Nederland naar de ontwikkelingsorganisatie in Nederland. En van daar naar de hoofdstedelijke partner in Oeganda, die het geld weer doorzet naar een of meerdere plaatselijke ngo’s in districten en dorpen en dan komt pas de groep waar het om gaat in beeld. Over hen wordt met slechts een fractie van het oorspronkelijke geld een programma uitgerold en het komt bovendien behoorlijk uit de lucht vallen. Waarom ging het vermogensfonds niet meteen naar de plaatselijke ngo’s in Oeganda?’

Waarom niet?
‘We willen helpen, maar tegelijkertijd zien we de ander niet voor vol aan en vertrouwen die niet. Ook speelt de basale behoefte van alle instituties in deze keten om zichzelf in stand te houden.’

‘En dat heeft gevolgen. Ik heb wel eens een rekensommetje gemaakt. Je kent wel die organisaties waarbij je als particulier een kind kunt sponsoren. Je geeft bijvoorbeeld een bijdrage van 150 euro per jaar. Daarvan komt soms maar 6 euro ten goede van dat kind. Die 6 euro wordt wel goed besteed, maar de rest van het geld gaat op aan onnodige tussenlagen.’

‘Er werd gezocht naar goede voorbeelden van met name wederopbouwprojecten. Dat was nog niet zo makkelijk.’

Waarom zijn die onnodig dan?
‘Omdat ze erop gericht zijn het geld te controleren en administreren en niet op wat de meest effectieve inzet van die 150 euro is.’

‘Na de aardbeving in Nepal speelde hetzelfde. Eerst ging er geld naar Giro555, dat geld ging naar Nederlandse organisaties die voor een deel al jaren eerder uit Nepal weg waren getrokken. Vervolgens werden allerlei medewerkers ingevlogen die het land opnieuw moesten leren kennen. Lokale organisaties konden veel effectiever te werk gaan. Dat merkte ik al aan Karuna Nepal. Het team kon meer doen met hetzelfde geld. We rekenden uit dat van elke 150 euro 125 euro bij de getroffenen terechtkwam.’

Ook het geld van 555?
‘Ja. En een jaar later was er een tv-delegatie van Giro555 met de grote clubs zoals Oxfam en Cordaid omdat men een ander geluid wilde laten horen na de negatieve berichtgeving over de effectiviteit van de hulp na de aardbeving in Haïti. Er werd gezocht naar goede voorbeelden van met name wederopbouwprojecten. Dat was nog niet zo makkelijk.’

‘Karuna Nepal, geen noodhulporganisatie maar wel een lokaal sterk gewortelde organisatie, kon wel een goed voorbeeld geven van de hulp via Giro555. Het ging om een vrouw in een rolstoel die met honderd euro een bloemenstalletje was begonnen op het vliegveld nadat ze huis en haard was kwijtgeraakt. Dat voorbeeld zagen we in een aantal Nederlandse kranten terugkomen. De directeur van Karuna Nepal en ik hebben toen vaak gezegd: de kracht van honderd euro. Maar het is wrang dat veel noodhulpgeld effectiever en sneller besteed had kunnen worden.’

Portretfoto van Betteke de Gaay Fortman

Is fondswerving dan minder nodig?
‘Er is nog steeds een ongelijke verdeling en er moeten geldstromen van hier naar daar gaan. Maar veel organisaties werven fondsen voor hun eigen bureau in Nederland. Karuna Nederland is klein, heeft geen aparte fondswervers. Ik werf fondsen direct voor Karuna Nepal. We proberen geldschieters te overtuigen van de kracht van de lokale organisatie, in ons geval Karuna Nepal, en hen te stimuleren direct geld naar Nepal over te maken. En dat lukt. Het budget is gegroeid naar 1 miljoen en wordt direct gestort door financiers uit Nederland en Engeland.’

ONZE KENNIS

Maar onze kennis dan, die is toch nog nodig?
‘Nou… We beseffen vaak niet hoeveel kennis lokale mensen zelf hebben. De lokale organisaties in Nepal gingen vlak na de aardbeving via internet en contacten op zoek naar goede voorbeelden in Pakistan om van te leren. Ze weten prima waar ze kennis die ze niet hebben moeten halen. En we hebben zoveel vooroordelen.

Ik ook hoor. Ik werd een tijdje geleden benaderd door een directeur van een ngo voor kinderen in Congo. Hij bleef me maar mails sturen en ik dacht – heel stereotiep – dat het iemand met een zielig verhaal was die geld van ons wilde. Hij bleef aandringen en wilde me spreken toen hij in Nederland was. Ik kon zelf niet, ik was in Nepal. Maar een collega is met hem gaan praten. Wat bleek? Hij was niet op zoek naar geld, maar naar kennis.’

‘Intussen is deze Congolees naar Nepal geweest om zijn licht op te steken over zelfontwikkeling van kinderen met een beperking, hun families en gemeenschappen en past hij dat toe in Congo. Zo vind ik dat ontwikkelingssamenwerking zou moeten gaan.’

‘Ontwikkelingssamenwerking is geen kwestie van lange adem. Dat is echt een hardnekkig misverstand. Heel vaak kun je met een klein duwtje in korte tijd een goede impuls geven.’

Tussenlagen ertussenuit dus, maar wanneer? Want al die projecten lopen nu en ontwikkelingswerk is een kwestie van lange adem.
‘Daar ben ik het helemaal niet mee eens, dat is echt een hardnekkig misverstand. Mensen zijn niet dom, weten goed wat ze zelf willen. Ze leven in arme omstandigheden en een complexe context, maar heel vaak kun je met een klein duwtje in korte tijd de goede impuls geven aan mensen. Het opbouwen van een vertrouwensrelatie om het duwtje te kunnen geven vergt wél een lange adem.’

‘In de eerste plaats moet je erachter komen of iemand een vergelijkbare ambitie heeft. Komt jouw partner zelf met initiatieven en ideeën? Waar is zijn of haar hart vol van? En praat deze directeur of leider van de lokale organisatie ook open over dingen die niet goed zijn gegaan, fouten die zijn gemaakt? Dan weet je dat je iemand kan vertrouwen. Ook is het belangrijk met andere mensen binnen en buiten de lokale organisatie te praten. Investeren in relaties met mensen is cruciaal. Als dat vertrouwen er eenmaal is, heb je minder tussenlagen en procedures nodig en kun je sturen op impact en effectiviteit.’

‘Misbruik gebeurt eerder als er sprake is van ongeïnteresseerde kapitaalstromen. ’

HULP EN HANDEL

Vertrouwen is wel een wederzijds begrip. Wat vind je in dit verband van de misbruikschandalen in de hulpsector?
‘Kijk, je kunt fouten niet voorkomen, menselijke uitwassen gebeuren. Dat is helaas van alle tijden en sectoren. Maar het gebeurt eerder als er sprake is van ongeïnteresseerde kapitaalstromen. De hulpverlener in Haïti die van noodhulpproject naar noodhulpproject wordt gestuurd, heeft geen binding met de plaatselijke bevolking. Tegelijkertijd is de werkdruk groot en zijn de werkomstandigheden vaak zwaar. Dan liggen drank en seksueel misbruik op de loer.’

‘Als je de kwetsbare mensen uit de dorpen om wie het gaat en de verantwoordelijke lokale politici in de landen persoonlijk kent, dan voel je je meer betrokken en verantwoordelijker. Dus ook nu: hoe korter de lijnen, hoe beter.’

Je werkt samen met een ondernemer. Wat vind je van de combinatie van hulp en handel?
‘Economische ontwikkeling is heel belangrijk voor een land, dus ik denk dat hulp en handel te koppelen zijn. Maar alleen als je ook de meest kwetsbaren meeneemt en niet alleen degenen die in jouw bedrijfsplan passen. Anders versterk je namelijk ongelijkheid.’

‘Overigens zijn we niet met ondernemen bezig in Nepal maar met filantropie. De programma’s, met als kern eigen verantwoordelijkheid en financiële inzet van de gemeenschappen zelf, zijn wél ondernemend van karakter.’

‘Grote ego’s zijn vooral bezig met de vraag: hoe kunnen we meer middelen genereren zodat we voort kunnen bestaan? Ze zouden meer moeten nadenken over de vraag of wat ze doen niet effectiever kan.’

Je bent kritisch en je bent niet de enige. Hulporganisaties verliezen steeds meer aanzien en terrein. Is het einde in zicht?
‘Voor grote ngo’s zoals Cordaid, ICCO en Plan lijkt het me met krimpend overheidsgeld heel moeilijk om hun toegevoegde waarde de komende tijd te laten zien. Ze zijn al zolang gewend om met subsidiegeld te werken. Iedereen is vooral bezig met de vraag: hoe kunnen we meer middelen genereren zodat we voort kunnen bestaan? Ze zouden meer moeten nadenken over de vraag of wat ze doen niet effectiever kan. Bijvoorbeeld door te fuseren met andere organisaties of het werk en de verantwoordelijkheid meer aan organisaties ter plaatse over te laten. En door zich te richten op lobby. Oxfam bijvoorbeeld doet dat al jaren.’

OP AFSTAND

Hoe doe je het zelf met Karuna?
‘De door ons opgerichte lokale organisatie, Karuna Nepal, is na negen jaar zelfstandig geworden, met een eigen bestuur. Daar ben ik heel trots op. Qua financiering zijn we nog wel nodig; onze ambitie is immers een duurzaam systeem uiteindelijk nationaal in te voeren. Maar inmiddels financieren we nog maar twintig procent van het budget, dat ook veel groter is geworden. Ook daar ben ik trots op. Dat onderstreept de waarde van onze aanpak.’

Je bent nu alleen nog op afstand betrokken?
‘Ja. Dit alles betekent ook loslaten. Het is hetzelfde als wanneer je kinderen uit huis gaan. Het is fijn dat ze zelfstandig zijn, maar het is ook jammer dat ze je niet meer nodig hebben.’

‘Je hebt hulpverslaving van de ontvangende kant, maar ook aan de gevende kant. ’

‘Dat is trouwens ook iets waar veel ontwikkelingswerkers mee worstelen en dat stoppen lastig maakt. Je hebt hulpverslaving van de ontvangende kant, maar hetzelfde verschijnsel speelt aan de gevende kant. Het is fijn voor je ego en gevoel van eigenwaarde om goed te doen. Daarom moeten organisaties vanaf het begin gericht zijn op vertrek.’

‘Maar dat is natuurlijk ook ingewikkeld, want zolang er nog sprake is van ongelijkheid tussen ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen, onder meer door oneerlijke handelsstromen, moeten westerse organisaties dit enigszins recht breien. Maar doe dat dan als gelijkwaardige sparringpartner. Laat de verantwoordelijkheid voor de opzet, het beleid, de strategie en uitvoering nu eindelijk eens bij de lokale organisaties. Zoals de Afrikaanse filosoof Ki-Zerbo het zei: ‘‘mensen worden niet ontwikkeld; ze ontwikkelen zichzelf.’’’

Waardeer dit artikel!!

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je me nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -