“Rechten voor natuur zijn het begin van grote maatschappelijke verandering”
De sterk vervuilde Mar Menor, een lagune in Spanje, krijgt rechten. Een unicum voor Europa. Maar is het toekennen van rechten aan de natuur genoeg om haar te beschermen?
Het Spaanse Mar Menor is een prachtige lagune, met pittoreske dorpjes eromheen en volop watersportfaciliteiten. Maar het gebied is ook verstoord door massatoerisme en ernstig vervuild met bestrijdingsmiddelen uit de intensieve landbouw. Jaar na jaar spoelen vissen er dood aan. Ook andere soorten, zoals schelpdieren, leggen massaal het loodje.
“Er zijn bepalingen en milieuregels om natuurgebieden te beschermen. Zowel vanuit de Europese Unie als vanuit de Spaanse overheid. Maar die werken niet”, zegt Teresa Vicente Giménez. Ze is hoogleraar rechtsfilosofie en directeur van de leerstoel mensenrechten en natuurrechten aan de Universiteit van Murcia, een stadje dat 45 kilometer landinwaarts van de lagune ligt.
500 duizend handtekeningen
Het waren Giménez’ studenten die aan de bel trokken vanwege de vervuiling in Mar Menor. Samen ontwikkelden ze een wetsvoorstel waarin de lagune rechten krijgt en kan worden vertegenwoordigd bij politieke besluitvorming. De Spaanse grondwet kent een artikel dat burgers het recht geeft een verzoek te doen om de wet te veranderen. Giménez en haar studenten deden een beroep op dat artikel. Er moesten 500 duizend Spaanse handtekeningen worden verzameld, op papier. Vrijwilligers haalden de handtekeningen zelfs op bij Spanjaarden die in het buitenland wonen.
Nu is het parlement aan zet: de wet kan in september worden goedgekeurd. Als dat lukt, is Mar Menor het eerste natuurgebied in Europa waar rechten aan worden toegekend. “De lagune krijgt zélf een stem. Hij heeft straks recht op leven”, zegt Giménez tevreden. Als iemand vindt dat de rechten van de lagune geschonden worden, kan diegene naar de rechter stappen. Drie commissies met afgevaardigden van burgers, bestuurders en wetenschappers zullen met elkaar het standpunt van Mar Menor bepalen en de lagune vertegenwoordigen.
Boetes doen geen pijn
Het toekennen van rechten aan de natuur is een goede eerste stap, vindt Katy Olivia van Tergouw. Ze is directeur van de Nederlandse tak van de Stop Ecocide Foundation, een organisatie die werd opgezet door de in 2019 overleden Schotse advocate Polly Higgins. “Er zijn overal mooie voorbeelden van rivieren en meren die rechten hebben gekregen”, zegt Van Tergouw. “Maar dat betekent nog niet dat ze ook daadwerkelijk beter beschermd worden. Als de regering die rechten respecteert gaat het goed. Maar als dat niet het geval is, zijn er nauwelijks consequenties.” Zoals in Ecuador, vervolgt ze. “Daar staan de rechten van moeder aarde in de grondwet. Maar het heeft geen effect: er wordt met mijnbouw nog steeds roofbouw gepleegd op de aarde.”
Het rechtssysteem heeft te weinig tanden, concludeert Van Tergouw. “Als het gaat om vergunningen voor bedrijven om afval te lozen bijvoorbeeld, geldt het bestuursrecht. Dan wegen economische belangen al snel zwaarder. Bedrijven zeggen: we hebben recht op die vergunning. Of ze houden in hun winstberekening gewoon rekening met mogelijke milieuboetes. Dat zet dus onvoldoende zoden aan de dijk.”
Ook het civielrecht biedt weinig soelaas. Daar gaat het om zaken waarin twee rechtspersonen of natuurlijke personen tegenover elkaar staan, zoals in de zaak van Urgenda tegen de overheid. Van Tergouw: “Het is fenomenaal dat Urgenda gewonnen heeft. Maar nu moet worden afgedwongen wat de rechter aan de overheid heeft opgelegd. En dat blijkt lastig. De overheid krijgt een boete, dat doet niet echt veel pijn. De vraag is: hoe ga je de rechten van de natuur dan wél afdwingen?”
Wetboek van strafrecht
Van Tergouw pleit ervoor om ecocide als misdaad te erkennen in het nationaal strafrecht. Onder ecocide verstaat zij: het veroorzaken van ernstige en langdurige of omvangrijke schade aan een natuurgebied. “Als ecocide strafbaar is, mag voor bedrijfsactiviteiten die ernstige schade aan de natuur toebrengen geen vergunning meer worden afgegeven. Mensen kunnen dan ook persoonlijk aansprakelijk worden gehouden, met gevangenisstraf als uiterste consequentie. Daarvan weten we dat het een afschrikwekkende werking heeft.”
De volgende stap is een verbod op ecocide op Europees en internationaal niveau. Naast genocide, oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en misdaden van agressie, zou ecocide het vijfde onderzoeksgebied van het Internationaal Strafhof in Den Haag moeten worden, vindt Van Tergouw. “Als je mensenrechten op grote schaal schendt, is dat een misdaad. Zo zou het ook moeten zijn voor natuurrechten.” Daarvoor is een amendement nodig in het statuut waar het Strafhof op gebaseerd is, legt ze uit: het Statuut van Rome. “Op die manier krijgen we een eenduidige norm voor een wereldwijd verbod op ecocide. En kan een verbod veel sneller worden doorgevoerd.”
Om de uitbreiding van het mandaat van het Internationaal Strafhof voor elkaar te krijgen, moet een van de 123 lidstaten een amendement indienen, vertelt Van Tergouw. Vervolgens moet twee derde van de leden het goedkeuren. Die kans lijkt misschien klein, maar vergis je niet, zegt Van Tergouw: “Er zijn nogal wat kleine landen, zoals de eilandstaten in de Stille Oceaan, die heel zwaar getroffen worden door klimaatverandering. Zij staan positief tegenover een verbod op ecocide. Maar ook binnen Europa groeit de steun voor het strafbaar stellen van ecocide snel. Zo heeft de Belgische Commissie voor de hervorming van het strafrecht dit voorjaar een advies gepubliceerd over hoe ecocide in het Belgisch strafrecht verboden zou moeten worden. Ook in Denemarken, IJsland, Finland en Spanje is er brede parlementaire steun voor ecocidewetgeving. Het Europees Parlement heeft de lidstaten van de EU al minstens vier keer opgeroepen om ecocide als internationale misdaad te erkennen.”
Rechten “hebben”
Misdaden tegen de natuur moeten dus zwaarder bestraft worden, vindt de Stop Ecocide Foundation. Maar de Indiase advocaat, schrijver en academicus Radha D’Souza en kunstenaar Jonas Staal vragen zich af of het rechtssysteem zelf niet juist onderdeel is van het probleem. D’Souza schreef het boek What’s Wrong with Rights (2018), waarin ze uit de doeken doet hoe het beroep op rechten onderdrukking van andere levende wezens mogelijk maakt. Staal: “We praten over rechten in termen van bezit: het hebben van rechten. Dat is problematisch.” Het rechtssysteem werd in de koloniale tijd al misbruikt om het toe-eigenen van land en arbeid te legitimeren, legt Staal uit. “De VOC, de eerste multinational, wist zich gesteund door het recht om zowel de natuur als mensen aan zich te onderwerpen.”
D’Souza en Staal zoeken naar een andere invulling van het rechtssysteem: één die niet individualistisch is, zoals in de afweging van de rechten van twee tegenover elkaar staande partijen. Staal: “Bij ecosystemen is het heel moeilijk om rechten te isoleren. Schend je de rechten van een rivier, dan schend je ook de rechten van planten, dieren en mensen die in samenhang met de rivier leven. Nu, maar ook van ongeboren planten, dieren en mensen in de toekomst. Mens en natuur hangen samen.”
Om ruimte te geven aan deze wederzijdse afhankelijkheid, ontwikkelden D’Souza en Staal een alternatief juridisch raamwerk: de Intergenerational Climate Crimes Act. Daarvoor zochten ze ook naar andere termen, die beter passen bij hun visie. Maar in het Nederlands bleek dat nog niet zo eenvoudig. “In het Engels is het makkelijker: de Engelse woorden justice en court zijn minder aan het woord ‘recht’ gebonden, dan onze Nederlandse woorden rechtvaardigheid en rechtbank.”
Getuigenissen
Om hun model in de praktijk te brengen, namen de kunstenaar en advocaat het initiatief voor de ‘Court for Intergenerational Climate Crimes (CICC)’. Deze alternatieve klimaatrechtbank ‘daagde’ tijdens vier hoorzittingen in Amsterdam achtereenvolgens de Nederlandse Staat, ING, Unilever en Airbus voor de rechter. Als getuigen waren mensen van over de hele wereld opgeroepen, die de milieuschade van deze bedrijven aan den lijve ondervinden. Tijdens de eerste hoorzitting was het de beurt aan de Nederlandse Staat. Getuigen uit Bolivia vertelden hoe Nederland zich eerst de zeggenschap over het drinkwater in de Cochabamba regio toe-eigende, om vervolgens winst te maken op het leveren van water aan de inheemse bevolking. Getuigen uit Mongolië vertelden over de desastreuze gevolgen van de Nederlandse betrokkenheid bij mijnactiviteiten in de Gobiwoestijn, en getuigen uit Peru beschreven de ernstige gevolgen van oliewinning voor de biodiversiteit, ecosystemen en de bevolking ter plaatse.
13 juni volgde de uitspraak, waarin de Nederlandse Staat wordt opgedragen om biodiversiteit en ecosystemen te helpen herstellen en de afgegeven rechten aan de bedrijven die de vervuiling veroorzaken in te trekken. De uitspraken van het CICC zijn niet rechtsgeldig, beaamt Staal. “Maar de getuigen voelden zich gesterkt omdat hun klachten door de rechters werden gehoord.” Bovendien dragen de uitspraken volgens Staal bij aan een verandering in het denken over hoe we rechtvaardig met onze omgeving omgaan.
Die verandering in het denken hoopt Teresa Vicente Giménez in Spanje ook te bereiken. Ze ziet de erkenning van de rechten van de Mar Menor niet als eindresultaat, maar als het begin van een grote maatschappelijke verandering. “Ik heb dat eerder gezien met de rechten voor vrouwen. Het begon met het kiesrecht, maar in de jaren erna werden steeds meer wetten veranderd die er toe leidden dat vrouwen een gelijkwaardiger plek in de samenleving kregen. Zo zal uiteindelijk de hele samenleving en het bewustzijn van mensen over natuur veranderen”, zegt ze hoopvol.
Dit stuk verscheen eerder in Down to Earth magazine
Waardeer dit artikel!!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je me nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.