Artikelen

Syrische homo’s willen net als iedereen openlijk verliefd kunnen zijn.

Mahmoud en zijn vriend Fouad vluchtten samen uit Syrië naar Nederland. ‘We willen alleen maar openlijk samen kunnen zijn.’

Dit artikel verscheen eerder in Vrij Nederland.

Het azc ligt in een kleine plaats in het zuiden van het land. ‘Je komt voor Fouad en Mahmoud?’, vraagt de medewerker van het COA. ‘Ik wijs het je wel even. We hebben aardig wat LGTB’s (lesbian, gay, transgender, bi) hier.’ Dat blijkt. Op weg naar de kamer waar Fouad en Mahmoud wonen, lopen verschillende ‘shemales’ langs. In de gang zit een man zijn nagels te lakken. De kamer van het stel is klein. Een kast, bureau, wasbak en twee aaneengeschoven bedden met dunne dekens. ‘Nee, we hebben het ’s nachts niet koud, we kruipen dicht tegen elkaar aan,’ glimlacht Fouad (33). Hij houdt van sporten en is compact gebouwd. Zijn vriend is juist lang en mager en oogt intellectueel met zijn bril. Mahmoud (28) doet het woord, Fouad vult aan. In 2013, een jaar nadat de oorlog uitbrak en een jaar nadat ze verliefd werden, vluchtten ze samen uit Syrië. Ze leerden elkaar kennen via Facebook. ‘Hij voegde mij toe via een gezamenlijke homovriend. We raakten aan de praat en werden verliefd,’ vertelt Mahmoud. Hun liefde was geheim. Mahmoud studeerde economie in Aleppo en Fouad werkte als ondernemer in Latakia. Hoewel de steden niet ver van elkaar af liggen, was het vanwege bomaanslagen en checkpoints onmogelijk om elkaar vaak te zien. In het jaar na hun eerste ontmoeting zagen ze elkaar maar één keer. Toch bleef het vuur branden. ‘We belden elkaar meerder keren per dag.’ Openlijk over hun liefde praten ging niet. In Syrië is niemand homo, vertellen ze. ‘In cafés waar veel homo’s komen, doet iedereen of hij hetero is.’

Maar doen alsof is niet altijd genoeg. Mahmouds vader, een gepensioneerde legerofficier, kreeg in die periode een sms dat zijn zoon homo was. ‘Hij wilde me vermoorden. Ik heb heel wat moeten praten voordat hij geloofde dat ik geen homo was.’

Toen Mahmoud afstudeerde, dreigde een volgend gevaar: het leger. ‘Ik kan geen mensen doden,’ zegt de zachtaardig ogende jongen. Fouad worstelde met hetzelfde probleem. Ze besloten naar Turkije te vluchten. Daar vestigden ze zich in Mersi. Maar, vertelt Mahmoud: ‘Als Syriër kun je er niks met je diploma.’ Dagelijks werkten ze twaalf uur als afwasser om te sparen. Hoewel ze eindelijk samenleefden, verborgen ze nog steeds dat ze van elkaar hielden. ‘Ook in Turkije houdt men niet van homo’s.’ Bovendien waren er andere Syriërs. Mensen die hun families kenden. Families die nog steeds niet wisten wat er tussen hen was. Opnieuw vluchtten ze. Met het gespaarde geld betaalden ze de nachtelijke overtocht in een bootje naar Kos. Aan boord zaten veertig mannen, vrouwen en kinderen. Ze zaten midden op de volgestouwde boot met op hun benen andere mensen. Het gebrek aan bewegingsruimte was voor Mahmoud een kwelling. Zijn vriend sleepte hem erdoor. Fouad: ‘Ik hield zijn hand vast en wees hem op de mooie sterrenhemel.’

Vanaf Kos reisden ze door naar Athene en vandaar met de bus naar de grens met Macedonië. Ze reisden inmiddels met een groep vluchtelingen en liepen via bossen en door rivieren op basis van de GPS op Fouads telefoon. ‘De natuur was overweldigend mooi, maar we konden er niet van genieten,’ zegt Mahmoud. Ze verloren elkaar geen moment uit het oog en liepen hand in hand. Vertellen dat ze homo waren deden ze niet. ‘Maar het had de anderen waarschijnlijk niet uitgemaakt. Iedereen was bezig met overleven.’

In Macedonië viel de groep uit elkaar. Fouad had zijn zinnen gezet op Nederland, hij had gelezen over het tolerante klimaat daar voor homo’s. Via Servië, Hongarije en Duitsland, al lopend, bussend en treinend, kwamen ze in Venlo aan. Van een vriend hoorden ze dat ze zich in Roermond bij de politie moesten melden. Mahmoud: ‘Ik was bang. Ik dacht aan het politiebureau in Syrië. Een nare, vieze, onbetrouwbare plek waar je moet betalen om iets voor elkaar te krijgen.’ Weer was zijn vriend er voor hem. Fouad: ‘Kom, we zijn hier niet in Syrië, zei ik.’ Mahmoud: ‘Ze vroegen of we wilden zitten en boden ons wat te drinken aan. Toen wist ik dat het oké was.’

Aparte caravan

De politie stuurde hen naar aanmeldcentrum Ter Apel. Waar Fouad zijn vriend door de reis heen had geloodst was het nu aan Mah­moud, die beter Engels sprak, om de problemen op te lossen. In Ter Apel moesten ze wachten. ‘We waren met een andere homovriend. Hij doet nogal girly, dus in de rij ontstonden al problemen,’ vertelt Mahmoud. ‘Mensen begonnen over ons te praten.’ Bang voor de reacties vroegen Mahmoud en Fouad of ze apart van de andere vluchtelingen konden slapen. Dat kon. Met vier andere homo’s konden ze terecht in een aparte caravan. Daar bleven ze zoveel mogelijk binnen. ‘We kwamen er alleen uit om eten te halen.’

Na enkele weken kregen ze een naar bericht; Fouad moest naar Hoogeveen, Mahmoud bleef in Ter Apel. Onbegrijpelijk, vonden ze, het COA wist toch dat ze een stel waren? Mahmoud ging verhaal halen maar stuitte op onbegrip. ‘De medewerker vroeg ons te laten zien dat we getrouwd zijn. Hoe kan dat, zei ik, we komen uit Syrië, waar homo’s geen homo kunnen zijn. De medewerker zei: dat is niet mijn probleem. Regels zijn regels.’ Mahmoud is er nog steeds ontdaan van. Een andere medewerker van het COA kwam voor hen op toen hij zag hoe aangedaan de twee waren. Ze werden samen overgeplaatst naar Apeldoorn. ‘We zaten in een grote sporthal. Kamers waren gevormd door gordijnen. We leefden met vijf homo’s in zo’n kamer en om ons heen waren tweehonderd hetero’s die over ons praatten.’ Opnieuw hadden ze last van onbegrip en vooroordelen. De gang naar de douches was moeilijk. ‘We werden uitgescholden en belachelijk gemaakt.’ Gelukkig schoot het COA opnieuw te hulp en weer werden ze overgeplaatst. Dit keer naar Wageningen, waar het prima was. Toen ze uiteindelijk een verblijfsvergunning kregen, werden ze overgeplaatst naar de plek waar ze nu al vijf maanden zitten. Hun kamer wordt druk bezocht door anderen op de gang. Ze kletsen met elkaar over politiek en gaan samen ze naar homofeesten in Amsterdam. In de rest van het azc, waar gezinnen wonen, doen ze weer alsof ze hetero zijn. Ze wachten op een fijn huis en willen dan sparen voor de mooie auto waar Fouad al heel lang van droomt en die Mahmoud hem wil geven. Op de vraag of de vlucht hun liefde sterker heeft gemaakt zeggen ze: ‘Nee, we hadden anders net zoveel van elkaar gehouden.’

De namen Fouad en Mahmoud zijn op hun verzoek gefingeerd.

Waardeer dit artikel!!

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je me nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -