Artikelen

De NFI-man die zijn baan opzegde om met forensische technieken stropers in Zuid-Afrika te vangen

Andro Vos zegde onlangs zijn baan op bij het Nederlands Forensisch Instituut, om in Zuid-Afrika een forensische academie op te bouwen. Daar wil hij rangers trainen om met forensische technieken de stroperij aan te pakken.

Onderzoek bij het karkas van een gestroopte neushoorn in Satara in het Krugerkamp. Jaarlijks worden in heel Zuid-Afrika ongeveer duizend neushoorns gedood.Beeld Getty

Dit artikel verscheen eerder in De Volkskrant

Als Andro Vos, programmadirecteur Afrika van het Nederlands Forensisch Instituut, in 2010 wordt uitgenodigd om in Zuid-Afrika over forensische technieken te komen spreken, heeft hij daar helemaal geen zin in. Vos is van Surinaamse afkomst en Zuid-Afrika associeert hij met apartheid. Maar op de conferentie wordt hij door iedereen warm onthaald. Het NFI is forensisch koploper en in Zuid-Afrika gaan veel daders vrijuit. De kennis die Vos namens het instituut brengt, kan daar wellicht iets aan verbeteren.

Tijdens de borrel stapt een vrouw op hem af. Ze vraagt of hij ook aan forensisch onderzoek bij stroperij heeft gedacht. Vos bekent van niet. Enkele maanden later bevindt Vos zich op uitnodiging van dezelfde vrouw op het Southern African Wildlife College aan de rand van het Krugerpark. Hier worden rangers opgeleid. Het college bevindt zich op een idyllische plek. Een omgekeerde dierentuin, met de mensen achter een omheining en olifanten, giraffen, leeuwen en neushoorns daarbuiten.

Toen Andro Vos de sporen bij een ­gestroopte neushoorn achteloos zag worden gewist, wist hij wat hij wilde doen.Beeld Walter Kallenbach

In de avondschemering ziet Vos stafleden echter huilen. Hij vermoedt dat er iemand overleden is. ’s Nachts ligt hij wakker van het geluid van een helikopter. Bij het ontbijt hoort hij dat er die nacht een neushoorn is gestroopt. Een moederkoe. De helikopter zocht het kalf. Vos kan mee naar de plek des onheils. Ze rijden een stuk, hij worstelt zich door lage struiken. Dan ziet hij een neushoorn in een plas bloed. Twee rangers zitten naast het karkas en zoeken de kogel. Vos ruikt lijklucht. Het is zinderend heet. Hij was nog nooit zo dicht bij een volwassen neushoorn en is getroffen door diens omvang. Maar wat hij vooral ziet zijn sporen: voetstappen die nu vertrapt worden, een sigarettenpeuk die achteloos is weggeworpen, bandensporen. Niemand besteedt er aandacht aan. Op dat moment weet Vos wat hij wil doen. Hij wil zijn forensische kennis inzetten voor het oplossen van stroperijzaken.

De stroperij op neushoorns is sinds zijn eerste bezoek aan Zuid-Afrika in 2010 exponentieel toegenomen. Het probleem begon in 2008 en is in 2015 op zijn hoogtepunt met 1.349 gestroopte dieren in dat jaar.  Er worden jaarlijks in heel Afrika ongeveer duizend dieren gedood, vooral in het Krugerpark. Neushoornhoorns brengen op de zwarte markt 60 duizend dollar per kilo op, meer dan goud en cocaïne. Omdat de vervolging zich vaak baseert op ooggetuigenverslagen gaan veel stropers vrijuit. Zuid-Afrikanen zoeken oplossingen in betere beveiliging, het afsnijden van hoorns en het betrekken van de veelal zwarte gemeenschappen waaruit veel stropers afkomstig zijn. Forensische labs zijn er wel, maar rangers worden nauwelijks getraind in het veiligstellen van de sporen.

Terug in Nederland vraagt Vos 8 ton aan bij het ministerie van Landbouw en Milieu voor een pilot in Botswana. De pilot is succesvol. Het trainen van de vierhonderd rangers leidt tot meer veroordelingen, aldus de Botswaanse minister Kharna, van Environment, Wildlife and Tourism in 2016. Volgens Robert-Jan Siegert, destijds via de ambassade in Pretoria betrokken bij de financiering, is het de belangrijkste bijdrage die Nederland op dat moment aan Botswana geeft.

Vos weet nu dat hij iets te pakken heeft. Hij bedenkt een groot plan: een Wildlife Forensics Academy in Zuid-Afrika, waar rangers worden getraind via ‘reallife games’ die ze uitvoeren met een virtualrealitybril op. Zo kunnen ze in een virtuele omgeving oefenen met verschillende plaatsen delict. Hij organiseert in opdracht van de Europese Commissie een conferentie op het Southern African Wildlife College, waar behalve de EU, Interpol, de VN, de werelddouane, de Wereldbank en managers van wildparken uit heel Afrika op afkomen. De EU belooft vervolgens 4 miljoen euro om zijn plan uit te voeren, maar binnen het NFI krijgt Vos tot zijn grote teleurstelling de handen niet op elkaar.

Vos laat het er niet bij zitten. In juni 2019 zegt hij zijn baan bij het NFI op. Hij vindt een medestander in Fred van Alphen, filantroop en liefhebber van de Afrikaanse natuur, en de Zuid-Afrikaanse Greg Simpson, docent aan de universiteit van Pretoria en voorzitter van de Zuid-Afrikaanse vereniging van dierenartsen voor groot wild. Ze vinden op de Westkaap een groot natuurreservaat, Buffelsfontein.

Van Alphen financiert de bouw van de academie, die in november is begonnen. Naast Van Alphen zijn diverse andere geldschieters geïnteresseerd. Vos en Simpson vragen een lening aan als back-up. Verloopt alles volgens plan, dan opent de academie in juli 2020 haar deuren. De rangers hoeven voor hun training weinig te betalen. De inkomsten moeten komen van de studenten (diergeneeskunde en/of forensisch onderzoek bij dieren) van hogescholen en universiteiten die Simpson gaat onderwijzen in geneeskunde van grote en wilde zoogdieren. Die lopen er veel rond op het terrein. Het plan is om jaarlijks 290 studenten en 250 rangers op te leiden.

Wat gaan jullie precies bouwen?

‘Er komt een ‘experience lab’ van 800 vierkante meter, waarin met virtual-realitytechnologieën en camera- en sensortechnologieën gesimuleerde plaatsen delict worden gebouwd. Dat is nieuw, en zeker in de wereld van de ‘wildlife conservation’. Zo kunnen we rangers en anderen laten oefenen met het zeker stellen van sporen op zo’n plaats delict. Ook leren we ze hoe ze die gegevens verder kunnen onderzoeken, dat is meer de klassieke forensische kennis, zoals handschrift herkennen en vingerafdrukken nemen.’

Een impressie van de Wildlife Forensics Academy die Andro Vos opzet en die in juli dit jaar moet opengaan.

Het beschermen van wilde natuur is politiek geladen in Zuid-Afrika. Het is van oudsher in handen van de witten en volgens Bram Büscher, hoogleraar ontwikkelingssociologie, historisch gezien een onderdeel van de structurele ongelijkheid daar. Hij vindt dat als je met zo’n technologische oplossing komt zonder deze context erbij te betrekken, je de aandacht wegleidt van die ongelijkheid.

‘De stroper is inderdaad vaak zwart en wordt meestal gedreven door armoede. Ik hoorde eens iemand zeggen: los je het ongelijkheidsprobleem op, dan is stroperij verleden tijd. Als ik in Zuid-Afrika ben, spreek ik vooral met witte personen. Zwarte mensen zijn vaak bij hen in dienst of werkloos. Ze hebben heel andere zorgen dan die van natuurbescherming. Ik zie wel dat zwarte gemeenschappen steeds meer betrokken worden bij de strijd tegen stroperij. En hoewel ze dan instrumenteel worden ingezet voor witte idealen, kunnen ze zo ook bijvoorbeeld werken in toerisme en hopelijk iets meer welvaart krijgen. Zo ben ik ook van plan om zwarte mensen in dienst te nemen.’

Büscher zei ook: als je je richt op het pakken van degene die de trekker overhaalt, dan blijft een groot deel van de keten van misdaad, met criminele syndicaten die flink verdienen aan stroperij, buiten beeld.

‘Ja, dat is een veelgehoorde misvatting. De plaats delict, daar begint het forensisch onderzoek. Maar het gaat natuurlijk veel verder. Als je de kruimeldief hebt die de trekker overhaalde, lees je diens telefoon en laptop uit en doorzoek je zijn woning. Dan kom je bij e-mails, wellicht bij valse documenten voor de douane, en bij de opdrachtgever. En zo gaat je onderzoek steeds dieper en kom je ook veel verder in die keten van criminaliteit. Daarom willen we indien gewenst ook politie en rechters trainen.

‘Er zijn veel partijen in Zuid-Afrika op het gebied van wildlife conservation. Er is ook verdeeldheid over de aanpak. De een wil de hoorns van neushoorns afsnijden zodat ze kunnen blijven leven en men toch aan de vraag tegemoetkomt, de ander wil mensen in Azië voorlichten.’

Hoe gaat u om met die verdeeldheid?

‘Ik ben daar niet bang voor. Ik kom veel protectionisme tegen binnen de ‘wildlife conservation’, mensen die niet willen samenwerken en het op hun manier willen doen. De aanpak moet van meerdere kanten tegelijk komen, maar forensisch onderzoek is één belangrijk element en met de academie voegen we een faciliteit toe die nu ontbreekt. Ik kan me niet voorstellen dat dat niet gewaardeerd gaat worden.’

Zuid-Afrikaanse militairen tijdens een actie tegen ­stroperij in het Krugerpark.Beeld Getty

Weet u al of rangers gebruik gaan maken van uw faciliteiten?

‘We hebben goede contacten met het Southern African Wildlife College. Theresa Sowry, de directeur, heeft gezegd dat ze haar rangers wil laten trainen als aanvulling op hun opleiding. Ook het Endangered Wildlife Trust is naar ons toegekomen. Zij zijn bezig de vervolging rond stroperij te versterken. Ze geven ook training op het gebied van de smokkel van gestroopte goederen aan douaniers. Wat wij gaan bieden vult dat aan.’

Hoe komen de veilig gestelde sporen goed terecht? Zuid-Afrika kampt met flinke capaciteitsproblemen in de justitiële keten.

‘Ja, dat klopt. Maar de plaats delict is het begin van het opsporingsonderzoek. Via de rangers wordt het bewijsmateriaal overgedragen aan de politiemensen en zo vindt het zijn weg binnen de justitiële keten. We hebben het tij mee, er zijn steeds meer mensen die zich hier druk over maken. Ook de internationale druk neemt toe. Ik hoop dat dit ertoe gaat leiden dat er meer capaciteit zal komen. Hoe dan ook: wil je echt iets doen aan deze misdaad, dan heb je hard forensisch bewijs nodig.’

Waardeer dit artikel!!

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je me nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -